Cafeïne stimuleert je bijnieren en elke keer dat je koffie drinkt activeert je lichaam de vecht of vluchtreactie. Je lichaam produceert in dit geval geen adrenaline als reactie op een bepaalde stressbron, maar als reactie op de cafeïne in de koffie. Niet erg handig om een aantal keer per dag vecht of vluchtreactie te creëren en dat terwijl je achter je bureau zit. Als je flinke hoeveelheden koffie naar binnen werkt, kun je op den duur Bijnieruitputting krijgen. Als je je koffiegebruik stevig verminderd of er helemaal mee stopt, kun je Bijnieruitputting voorkomen of je herstel bespoedigen.
Vaak gebruik je koffie (of een stimulerend middel) omdat je er meer energie van krijgt en dat krijg je ook. Maar het probleem met cafeïne (en andere stimulerende middelen) is dat dit slechts van korte duur is. Elke toename van energie na het gebruik ervan wordt gevolgd door een dip, waardoor je bijvoorbeeld nog maar een bakje koffie neemt en nog één. Zo kan je in een vicieuze cirkel terecht komen waardoor je cafeïne consumptie blijft stijgen. Je zal dan misschien wel denken dat je tolerantie verhoogd is of dat je lichaam er beter mee om kan gaan, maar niets is minder waar. Na langdurig en veelvuldig cafeïne gebruik, zijn je bijnieren gewoon te vermoeid en minder in staat om goed te reageren.
Dus krijg je nu meer energie van koffie, of gebruik je juist de beperkte energie die je hebt in pieken en dalen gedurende de dag? Veel mensen met Bijnieruitputting merken dat koffie steeds minder effect op ze heeft. De pieken zijn dan minder en de dalen worden dieper. Om hiervoor te compenseren, gebruiken ze meer stimulerende middelen (grotere bekers koffie, meer snacks met suiker), maar wordt dit evenwel minder effectief. Om Bijnieruitputting goed te behandelen, is het vermijden (of drastisch minderen) van koffie één van de eerste dingen die je zou moeten doen.
Het opgeven van je lekkere bakje koffie (of thee/frisdrank met cafeïne) kan lastig zijn, maar is een belangrijke stap in het herstelproces van Bijnieruitputting. Vaak kan je wat last krijgen van ontwenningsverschijnselen, maar deze zijn meestal na een weekje wel voorbij. En als je daar eenmaal voorbij bent ervaar je waarschijnlijk geen dipjes en dat je energie dus constanter is.